In hun witte autobus hadden ze vlak voor ons afgelegen vakantiehuis staan wachten. Terwijl ik ondertussen mijn spulletjes van de achterbank van de auto had gepakt. De mannen hadden de hele dag aan het huis gewerkt tegenover het onze. Maar waarom hadden ze gewacht met doorrijden? Zouden ze vanavond terugkomen? Om ons iets aan te doen?
Ik legde het voor aan M. ‘Ach joh, wat haal jij je nou toch allemaal in je hoofd!? Maak je toch niet zo druk.’ Ze sloeg de pagina van haar boek om.
’s Avonds keken we naar The Killing, een populaire Deense thriller over een meisje dat is verkracht. ‘Durf je nog een aflevering aan?’, pestte M. me. Tijdens het kijken waren mijn oren continu gespitst. Op een auto die kwam aanrijden. Op de achterdeur waaraan werd gemorreld. Of aan een raam. Ik deed toch maar even de gordijnen dicht.
De serie was afgelopen en we gingen slapen.
Het duurde even voor ik de slaap kon vatten, maar de rest van de nacht sliep ik een diepe slaap. Ik werd pas wakker toen M. de kamer uit sloop met de bedoeling om me juist niet wakker te maken. Uren was ze al wakker en ze had geen oog dicht gedaan. Vanwege die mannen met de witte bus. En ze hoorde steeds allemaal vreemde geluiden.
‘Koffie?’, vroeg ik opgewekt.