Afdalen. In tegenstelling tot mijn zwager ben ik er niet dol op. Je moet enorm goed opletten. Op gaten in de weg, losse stenen en scherpe bochten. Ook is het vermoeiend, al dat knijpen in je remmen. Waarbij me bovendien soms de angst bespringt dat mijn remkabel knapt en ik in het ravijn zal storten.
Bij het monument van Simpson stapt mijn zwager af: ‘Kom op, leuk, even een fotootje maken.’
Goed plan. Ik rem, stap af en steek over richting monument. ‘KIJK UIT! STOMME TRUT!’, klinkt het keihard. Ik schrik. De wielrenster scheert vlak achter mij langs. Was ik een seconde later overgestoken, dan was de vrouw met zo’n 60 km per uur vol op mij geklapt. Of ze had moeten uitwijken en was zo de afgrond in gereden (langs de weg zijn geen vangrails).
Mezelf vervloekend zet ik mij op de trap van het monument. Ik lach automatisch voor de foto, maar mijn hart gaat nog als een razende tekeer. Ik denk aan wat er had kunnen gebeuren. Ik had alleen koffie op, en niet zoals Simpson, amfetamine en een glas cognac. En nog was het bijna verkeerd met me afgelopen. Hard knijpend in mijn remmen zet ik de afdaling voort. Eenmaal beneden zien de lavendelvelden er nog mooier uit dan op de heenweg.