‘Goedemorgen allemaal! En welcome to the house of pain. We gaan beginnen!’ De instructeur buigt zich voorover en pakt zijn fietsstuur vast. Zijn kale gebruinde hoofd glimt onder de gekleurde lamp. Ik zet mijn benen in beweging. De muziek is snel, ik kan het tempo amper bijhouden. ‘Vandaag gaan we werken, hard werken’, gaat de instructeur verder via zijn headset. ‘We doen een intervaltraining en dat betekent: calorieën verbranden!’
Het eerste nummer is voorbij. ‘OK mensen, draai maar aan! We gaan verder met een lange klim.’ Ik draai aan de knop. De weerstand op het voorwiel van mijn fiets wordt groter en mijn beentempo gaat omlaag. De instructeur vraagt ons elke minuut de knop aan te draaien. En dan om een sprintje te trekken. ‘Ga door, ga door, ga door’, schreeuwt hij. ‘Denk maar aan seks. Dat is ook gewoon doorgaan!’ En ik ga inderdaad door. Vooral om de gedachte aan deze kale man en seks zo snel mogelijk weer kwijt te raken. Hij stapt van zijn fiets af en gaat verder met schreeuwen: ‘Harder, sneller, zwaarder!’ Ik verklaar hem, en zeker mezelf, nu definitief voor gek. Maar ik ga door: harder, sneller, zwaarder.
De les is een grote afwisseling tussen klimmen, dalen, sprinten en korte adempauzes. Het zweet gutst van mijn voorhoofd en valt op de vloer onder mijn fiets. Gék ben ik, en zo zie ik eruit. Mijn haren plakken aan mijn voorhoofd. Mijn kleding is doorweekt. ‘Het laatste nummer!’, roept de instructeur. Eindelijk! Ik geef alles, pers mijn laatste beetje energie eruit. Doorgaan zal ik. Tot de muziek stopt en ik bijna van mijn fiets val. Mijn benen zijn leeg, mijn lichaam zwaar. Mijn hart klopt mijn borstkas uit.
Ik blijf voorover zitten en hap naar adem. Ik probeer een slok water te nemen, maar die loopt half langs mijn mond.
Dan wordt langzaam maar zeker mijn ademhaling weer normaal. Het gevoel in mijn benen is terug. Een stoot adrenaline explodeert in mijn hoofd. ‘Bedankt allemaal en fijne avond!’, sluit de instructeur af. En ik denk: morgen weer!