2 mei 2011

De stad uit!

‘Pas op!’ Een man op een mountainbike passeert. Ik sta met mijn fiets in de hand boven op een dijk, naast het fietspad. Even ervoor lag ik nog op een smalle steiger. Er lag geen bootje bij. De eigenaar had waarschijnlijk het mooie weer aangegrepen om een tochtje te maken. Zoals ik dat vanochtend in een opwelling had gedaan. In mijn oude kloffie, op slippers en met een flesje zonnebrand in mijn tas, ben ik op mijn fiets gesprongen. Om weg te gaan, de stad uit. De dijk langs het IJmeer had me naar de kleine steiger op het water geleid. Ik was erop gaan liggen en had met mijn ogen dicht naar het klotsende water onder mij geluisterd. Genietend van de zon die mijn gezicht en armen verwarmde en van de wind die door mijn haren woelde. En nu stond ik dus weer boven op de dijk. Door de fietser in één keer uit mijn korte dagdroom ontwaakt. Ik hijs me terug op mijn fiets en trap in een rustig tempo verder. Ik heb de neiging om te hard te fietsen. Dat probeer ik nu eens niet te doen.

Nudist
‘Halloooo.’ Weer mensen. Dit keer is het een clubje gepensioneerde mannen met racefietsen. Ze halen me een voor een in. Allemaal zijn ze gehuld in hetzelfde strakke tenue dat hun flinke buiken nog eens benadrukt. ‘Dag’, zeg ik. Ik kijk het groepje na. En laat mijn blik vervolgens wegdwalen over de vlakke polder en over het IJmeer. Ik kijk naar de blauwe lucht: deze dag is van mij, denk ik en ga nog langzamer fietsen. Aan mijn rechterzijde, de kant van het IJmeer, lijkt het water steeds helderder te worden. Ik ontwaar een strandje, met spierwit zand. Dan stuiten mijn ogen op de gebruinde blote billen van een nudist. Zijn kale hoofd glimt in de zon. Automatisch wend ik mijn blik snel terug naar de weg. Die slingert verder over de dijk en ik nader een camping. Grenzend aan weer zo’n wit strandje. Er zitten twee forse dames, in badpak. De een smeert de rug in van de ander. Ha! Dus ook niet-nudisten weten de mooie plekjes te vinden. Gelukkig.

Oversteek
Voor mij strekt zich een rechte weg dwars door het water uit; de Zeedijk naar Marken. Daar heb ik altijd al eens een kijkje willen nemen en ik besluit de oversteek te maken. Het aanzicht is prachtig. De groene huisjes steken fris af tegen de blauwe lucht. Bij de entree van het dorp is een groot stuk grasland waar schapen en lammetjes grazen. Als ik het dorp in fiets zie ik dat er flink wat toeristen zijn. Daarom besluit ik het centrum te omzeilen en de volgende afslag te nemen. Ik heb dorst en ook trek. Ik parkeer mijn fiets voor een souvenirwinkel en stap naar binnen. In tegenstelling tot wat ik verwacht is de eigenaresse alleraardigst. Blijkbaar ben ik te veel gewend geraakt aan de onvriendelijkheid in Amsterdam. Ik reken af: een flesje water en een Kitkat. Vanaf mijn terrasstoeltje observeer ik een groepje toeristen. Russisch, of Pools, of in ieder geval iets uit het Oostblok. Wat zouden die vinden van al deze lieflijkheid? En zou die mevrouw van het winkeltje ook zo aardig tegen hen doen?, vraag ik me daarbij af.

Apart
Ik besluit om toch iets verder het dorp in te fietsen. Een oudere man in geruit overhemd hangt ontspannen over een hek en is in een gesprek met een leeftijdgenoot. Ze kijken niet echt naar me op. Twee dames zijn een auto aan het uitladen. Ook zij gaan ongestoord verder. Ondertussen kijk ik om me heen. Smalle straatjes scheiden de huizen van elkaar. Als je tussen de huizen door kijkt, zie je het omringende grasland. Wat lijkt het me apart om hier te wonen. Omdat iedereen elkaar hier waarschijnlijk kent. Maar ook vanwege de toeristen die continu langs je huis trekken en naar binnen loeren. Het maakt me toch een beetje ongemakkelijk en ik stuur richting ‘uitgang’; een bruggetje dat uitkomt op een drukke parkeerplaats.  Ik leg dezelfde weg af over de dijk. Het water van de Gouwzee schittert zo erg, dat het  lijkt te willen zeggen dat het ook blij is met deze zonnige dag. Ik zuig het uitzicht in me op. Mijn pedalen brengen me verder. Vlak voor Monnickendam sla ik af, en duik de polder weer in. Smalle sloten verdelen het grasland in rechte stukken. Ik fiets verder op gevoel, terug richting Amsterdam. Bij de sloot naast de weg zit een vogeltje met een gekke kuif. Hoe heet die ook al weer? Dan zie ik ook een paar dikke karpers over elkaar heen buitelen. Even verderop wacht een reiger rustig af.

Drukte
Langzaam voel ik dat Amsterdam dichterbij komt. Ik kom meer mensen tegen; hardlopend of fietsend, al dan niet met een koffertje achterop. Het is vijf uur en spitstijd. Voor de Schellingwouderbrug staat een lange file. Ik probeer de uitlaatdampen van de auto’s niet in te ademen, wat de beklimming van de brug niet gemakkelijk maakt. Ik merk dat ik snel naar huis wil, in ieder geval weg uit deze drukte. Het stoplicht na de brug staat op rood, en dat blijft het ook erg lang. Een man wordt ongeduldig, vloekt en besluit door rood te fietsen. Een domme beslissing, want hij wordt net niet geschept door een tram. We mogen oversteken en een andere fietser spreekt de man op gemoedelijke toon aan: ‘Je kunt beter rustig doen, ook voor je eigen veiligheid.’ De boodschap komt niet aan en de ongeduldige man reageert agressief. Op dat moment besluit ik dat ik vaker een fietstocht ga maken. Even de stad uit, om los te raken van mijn eigen ongeduld. En me niet te laten afleiden door de drukte om me heen. Gelukkig zijn er nog veel meer bruggetjes, dijken en plaatsjes rond Amsterdam waar ik nog niet heb gefietst!