8 juni 2011

Duathlon

We parkeerden de auto in het dorp. De achterklep van de auto naast ons stond open. Een Française pakte haar frame uit de achterbak en zette het op de grond. Het zag er spiksplinternieuw uit. De vrouw had hoezen voor haar wielen, ze had een strak pakje aan, een flitsende sportieve zonnebril op haar neus. ‘Ai, je concurrente’, zei M. Ik begon ‘m stiekem een beetje te knijpen.

Om drie uur was de start. Ik had nog bijna een uur. Bij de inschrijfbalie heerste even verwarring. ‘Wat!? Heeft ze geen licentie?’, zei de dame achter de tafel. Na wat heen en weer gediscussieer was het opgelost. Ik was op speciale uitnodiging – onze huiseigenaar was de organisator van het evenement – dus was het goed. Wel moest de arts mijn fysieke gesteldheid nog even keuren. Met zijn stethoscoop luisterde hij op drie plekken naar mijn hart en vulde een verklaring in. Zo. Goedgekeurd.

Op een speciaal veldje kon ik mijn fiets en schoenen neerzetten. Maar niet voordat de official mijn helm had gekeurd (ik moest hem strakker zetten) en mijn arm en been met rode stift werden voorzien van een nummer. Ik zette mijn fiets tussen alle, zo leek het, enorm geavanceerde fietsen met dikke buizen. Die ik niet had. Ik zou me hierdoor niet uit het veld laten slaan. Dat materieel is alleen maar ter compensatie van een slechte conditie, hield ik mezelf voor.

Even was de spanning weg, tijdens het officiële fotomoment. Er werd een speciale tribune uitgeklapt waarop alle vrijwilligers en deelnemers moesten plaatsnemen. ‘Cickerikeeeeee’ riep iedereen, of iets wat erop leek, en de kiek was gemaakt. Verder met de mentale voorbereiding op de wedstrijd. Even werd de spanning weer doorbroken toen de speaker (onze huiseigenaar) mij via zijn microfoon voorstelde aan het publiek als de Hollandse schrijfster van twee boeken die hier op vakantie was en ter inspiratie vandaag meedeed aan het evenement.

Na de kinderhardloopwedstrijd, het praatje van de burgemeester en van de wedstrijdleiding konden we ein-de-lijk starten. De 4 kilometer hardlopen was een hel. Bergop en -af over de weg, maar ook over oneffen bos- en grindpaden. Het fietsen ging mij stukken beter af. In de eerste ronde van 18 km haalde ik zelfs een aantal deelnemers in. Het parcours had met flinke klimmen een zwaar begin en een zwaar einde. Halverwege de tweede fietsronde was mijn energie opeens op. Weg. De beklimming van de laatste heuvel was dan ook een beproeving.

Maar er was niets in mijn hoofd dat wilde opgeven. Ik moest en zou het afmaken. Tijdens het hardlopen moest ik een moment denken aan de Olympische Spelen van 1984, aan die marathonvrouw die gevaarlijk zwalkend de finishlijn haalde. Desnoods ga ik zo, dacht ik. Met mijn sukkeldrafje haalde ik een man in. Hij kon niet meer, hij liep. Na de laatste helling ging het steil naar beneden richting finish. Mijn lief stond te zwaaien, maakte een paar foto’s. Toen ik over de streep kwam, zag ik wat glinsteren in haar ogen. Ze was blij. En ik ook. Dolblij. Het hele dorp leek blij: Félicitations!